Iets over de Edmund Campiongroep door Rob van Rantwijk
In de vijftiger jaren bestond de Edmund Campiongroep uit twee troepen zeeverkenners (en een ‘Stam’, de Loodsen,). P. Leijen was van dit alles de aalmoezenier. Er bestonden dus twee zeeverkennerstroepen, de ‘boventroep’, die huisde op zolder ongeveer boven de latere lerarenkamer en een ‘benedentroep’ die huisde in het sousterrain onder het toenmalige scheikundelokaal.
De boventroep werd geleid door schipper Beers. Er zullen ongetwijfeld assistentleiders, zgn stuurlieden zijn geweest, maar mij zijn geen namen bekend. Of Beers een oud-ACer was weet ik niet maar het was een goede bekende van Leijen. Beers was zakenman en techneut. Hij leidde het bedrijf Beers dat in Nederland destijds Scania Vabis assembleerde. Op de wijzerplaat van snelheidsmeter van de rode JAWA van Leijen (hij reed later ook wel eens op een blauwe) stond ook de naam Beers, dus JAWA assembleerde of importeerde hij ook, geen toeval lijkt mij.
Beers was behalve zeeverkennersleider ook een groot watersporter, hij had in die tijd een motorscheepje, ik vermoed een klein jacht maar de omvang weet ik niet zeker, de ‘River Scout’, dat ook wel werd ingezet voor activiteiten van de zeeverkenners. De ‘River Scout’ heeft hij later verkocht. Hij lijkt mij een hobbyist van het soort waarbij de lol er af is als er niets meer te verbeteren of nog te knutselen is aan zijn hobby. Beers heb ik overigens niet gekend, zie later.
De ‘benedentroep’ werd geleid door schipper Gerritsen, een oud-ACer, wat jonger dan mijn vader, maar ze kenden elkaar nog wel. Er waren in de ‘goede’ tijd, toen mijn broer Fred er op zat, een aantal stuurlieden, onder andere Smeele en Suzijn en opperbootslieden. De ‘benedentroep’ en misschien wel de hele groep, was volgens een plan geleidelijk tot zeeverkennerstroep gegroeid, ze zijn begonnen als landverkenners.
P. Leijen was aalmoezenier maar veel meer dan dat. De meeste aalmoezeniers zag je nauwelijks in de verkennerij, behalve om de mis te doen en af en toe eens een zegen te geven. P. Leijen had denk ik een natuurlijke aanleg voor het water. Hij zeilde, roeide en sleepte en ging gemakkelijk om met schippers en boeren als er iets geregeld moest worden, een sleepje of een ligplaats. Die hadden vaak ook weer een natuurlijk respect voor ‘de pater.’ Hij moet al een vijftiger zijn geweest toen hij in zijn eentje een Lelievlet, toen inmiddels de standaard zeeverkennersboot, tot halfverwege de Vinkeveense plassen over roeide. Hij gebruikte toen extra lange riemen; hij had op allerlei plaatsen altijd onvoorstelbaar materiaal ‘in petto’.
Tegen het einde van de jaren vijftig wilde schipper Beers stoppen als zeeverkennersleider, er bleven te weinig leiders over en de twee troepen werden samengevoegd zodat alleen de ‘benedentroep’ overbleef onder leiding van schipper Gerritsen. Toen Gerritsen stopte is hij als schipper kortdurend opgevolgd door zijn stuurman, Smeele. Die hield er ook al gauw mee op en zo kwam Gerritsen nog een tijdje terug. Er was ook al gauw geen stuurman meer en na enkele jaren hield Gerritsen er definitief mee op. Er is nog een schipper Wisbrun geweest, eigenlijk de leider van de loodsen, maar al gauw deed P. Leijen het alleen.
De boten werden voor de winter naar Wassenaar gevaren en in de tuin van zijn vader aan land gebracht om daar groot onderhoud te krijgen. Vader werd jarenlang in zijn huis verzorgd, na een uitgebreid herseninfarct, door zijn jongste dochter. Houtwerk ging naar de oude timmerwerkplaats van zijn vader in het centrum van het oude dorp. Een verstofte en al jaren niet meer gebruikte nostalgische werkplaats met stokoude apparatuur. De lederen drijfriemen hingen er slapjes bij.
Toen vader Leijen overleed, deed P. Leijen afstand van zijn erfdeel, zo is althans het verhaal. De overige erven stelden hem vervolgens in staat zijn deel naar eigen inzicht te besteden. Spoedig kocht hij vervolgens een eigen Lelievlet volgens zijn specificaties en een buitenboordmotor, die ook werden ingezet voor de zeeverkenners.
Al zeilend met Leijen in een schouw, zijn wij op de Wijde Aa op een mooie zondag bij de molen (toen een zeilschool, vlak bij de Jezuïtenmolen) Beers nog eens tegengekomen. Hij was daar met eens gezelschap en zijn nieuwe project, een tjalk, genaamd de ‘Grote Beer’.
Na mijn zeeverkennerstijd heb ik helaas niet veel meer gezeild. Enkele jaren later (1967 of 1968?) zeilde ik toch nog eens door het Paddegat, de verbinding tussen de Wijde Aa en de Brasemmermeer en zag daar een klein jachtje met een sliert zeeverkennersbootjes er achter. De scheepje heette Daphnia en P. Leijen was duidelijk herkenbaar aan het roer.
Nu over foto nr 9 in de serie (nr 63 in de serie op de website). Op de afdruk is het moeilijk te zien maar dit scheepje lijkt mij niet de Daphnia. In de eerste plaats lijkt de foto mij veel te oud. Wat we hier zien is waarschijnlijk een motorvlet, we zien een buiskap en een stuurrad. De staande figuur op dit scheepje herkent mijn broer Fred mogelijk als schipper Gerritsen (benedentroep). Ik denk dat de Daphnia toch iets groter was en meer opbouw had. Als eerste in de sleep zien we een grote houten reddingssloep. De Edmund Campiongroep heeft een houten sloep bezeten (zoals ook verder in de serie te zien is) maar die was wegens de hoge onderhoudskosten voor 1960 al verkocht. Fred herinnert zich dat de sloep ooit een van de reddingssloepen was van s.s. Johan van Oldenbarnevelt. De bootjes verderop kan ik niet herkennen maar lijken van hout, later werd alles staal. Iedereen is in zeeverkennersuniform, de aalmoezenier had geen uniform, Leijen was altijd in het zwart soms met collarium (om herkenbaar te zijn als ‘pater’?). Fred en ik denken dat we hier mogelijk met de River Scout te maken hebben.
Latere foto’s in de serie zijn veelal in kleur en lichtelijk verschoten. In dat deel van de serie komt wel een bootje voor met een witte opbouw dat heel goed de Daphnia kan zijn. Op foto nr 2 in de serie, waarop twee vletten wegvaren van de camera, voert de linker vlet een tuig met losse broek, ongetwijfeld afkomstig van een platbodem, mogelijk een schouw. Op foto nr 161 is dezelfde vlet te zien, op de spiegel van deze vlet is een steun opgelast voor een buitenboordmotor, dit moet dan de privé vlet van Leijen zijn. Die had voor zo ver mij bekend geen tuig gekocht bij zijn vlet. Er is aanvankelijk eens geprobeerd de vlet te zeilen met het tuig van een oude tjotter dat Leijen nog had liggen. Die tjotter lag ook in de tuin aan de Zijllaan maar was te ver heen om nog gerestaureerd te kunnen worden. Het tjottertuig had aanzienlijk meer oppervlakte dan het standaard tuig van de Lelievlet en ik heb ook begrepen dat het experiment niet geslaagd is. Welk tuig er nu staat op die vlet is mij niet duidelijk, voor een tjotter lijkt het toch aan de kleine kant, wellicht is het vermaakt. Voor de fok is er een soort boegspriet aan de vlet gelast.
De foto’s in de huidige serie zijn m.i. te verdelen in erg oud, met name de geroeide sloep en de sleepjes, wellicht voornamelijk ‘boventroep’ en de andere relatief recent, je ziet het aan de, inmiddels verschoten, kleuren en de haarlengte van de afgebeelde personen. Foto’s uit de tijd er tussenin zijn er niet.
Leijen had fotoalbums met zelfgemaakte foto’s van alle kampen en ook wel gebeurtenissen tussendoor. Hij fotografeerde met een stokoude Rolleiflex (nog zonder flitscontact, 6 bij 6, 12 foto’s op een rolletje,). Zijn fotowerk liet hij afwerken bij Filmex in de Lange Poten. De albums bewaarde hij volgens overlevering onder de voet lessenaarzetel in zijn lokaal. Wellicht zijn de albums terechtgekomen bij de familie Burgers. Bob Burgers, zoon van, was een neefje van Leijen en ook zeeverkenner.
R. van Rantwijk, juli/augustus 2014